Blog #10: Huidhonger

Tijdens deze coronacrisis werkt Floor Schutter als casemanager in de verslavingszorg vanuit huis. Ze belt met haar cliënt André:

‘Ik vind het helemaal niks,’ zegt hij als ze vraagt hoe het met hem gaat. ‘Mijn dagbesteding bij Roads gaat niet door en nu heb ik geen afleiding. Het is echt klote, ik kan ook niet meer naar de kroeg waar ik toch ook wel bekenden zag,’ Hij valt even stil.

Floor wacht geduldig, ze weet uit ervaring dat een stilte in een gesprek een belangrijk moment kan zijn waarin het contact verdiept.

‘Ik ben teruggevallen met coke gebruik… En zelfs dat is nu minder fijn, want je staat strak en kan nergens naartoe. De straten zijn stiller, niks is open.’ Zijn woorden zijn als een waterval vol emoties in een zoektocht naar het laagste punt. Met gekletter rollen de woorden door de telefoon en vallen te pletter op vaste grond. Eindelijk gehoor. Zijn frustratie is herkenbaar, het is een algemene frustratie van de coronatijd die voor ons allen geldt. Voor mij geldt hetzelfde, denkt Floor, ik sta op, alleen in dit grote huis, geen man of vriend en geen kinderen. Ik doe mijn ochtendritueel en ga naar mijn werk…dat wil zeggen, ik loop naar mijn computer en zet deze aan. Geen collega’s die ik begroet, geen kort praatje bij het koffieapparaat, want de koffie heeft dezelfde smaak als thuis. Ik snak naar mensen om mij heen en om ze aan te kunnen aanraken, denkt ze. Vrienden die je in een knuffel laat voelen dat je om ze geeft of de Tindercontacten die soms ook voor wat aaibaarheid zorgden, maar nu niet doorgingen. André vervolgt, nu met verstikte stem:

‘Ik heb mijn moeder weer terug sinds vijf jaar en nu is ze sinds kort overgeplaatst naar een verpleegtehuis. De laatste keer dat ik haar zag herkende ze mij niet meer, ik wil haar zo graag zien. Ze is dement, maar ik màg haar helemaal niet zien.’ Floor drukt het op het knopje van de pen, in-uit-in-uit, en draait op haar bureaustoel heen en weer, ze weet niks te zeggen, het is het leed wat veel mensen treft.

‘Ik denk dat ze niet lang meer te leven heeft,’ André huilt zachtjes. Buiten ziet ze twee koolmeesjes met elkaar spelen, ze tjilpen naar elkaar en buitelen en draaien al vliegend om elkaar heen.

‘Goh, wat vervelend voor je,’ ze weet echt niks anders te zeggen dan dit cliché, maar het is welgemeend. Na een tijdje wordt André rustiger en wordt het tijd het gesprek af te ronden. Ze spreken af om elkaar volgende week weer te bellen. Ze hangt op en zucht. De zon schijnt, maar haar werkdag is nog niet voorbij. Nog wat administratie, maar dat kan ze ook begin van de avond doen. Ze twijfelt even en dan besluit ze om haar gympen te pakken en een rondje door het park te rennen. Buiten lopen er veel mensen, hoezo moet iedereen thuiswerken? De cadans van het asfvalt doet haar goed, alles gaat weer stromen. Dan ineens ziet ze Marlies staan, haar vriendin die ze al weken niet heeft gezien door de coronacrisis.

‘Marlies!’ Ze rent op haar af en zegt zonder erbij na te denken: ‘Zullen we een fuck-the-corona-crisis-knuffel doen?’

Marlies lacht en ze omhelzen elkaar lang en stevig.

In verband met privacy zijn de namen en sommige situaties in deze blog gefingeerd.