Blog #17: Ophalen

‘Ik moet oppassen voor Michael, hij zit achter mij aan, weet u. Hij was laatst aan mijn deur en zegt dat hij me gaat pakken. Maar Ted gaat hem killen, dan heb ik geen last meer van hem.’

De vrouw achter het glas werpt een blik op mij en richt zich dan weer op Vanessa.

‘We hebben woonplekken door heel Amsterdam, maar ik begreep dat u een voorkeur hebt waar u wilt wonen?’

Vanessa kijkt de vrouw van HVO-Querido aan.

‘Ja dat klopt, ik wil graag in Amsterdam-Oost wonen vlakbij mijn moeder. Zij zit in een verpleegtehuis en ze kan niet naar mij komen. En die stemmen, weet u, als ik buiten kom dan ben ik er geweest.’

Ik kijk naar Vanessa; zij is mijn nieuwe cliënt hier op kliniek Sporenburg. Een tengere vrouw met overal tattoos en geblondeerd kort haar. Ze kijkt naar mij alsof ze een anker uitwerpt om houvast te vinden in de woeste zee van haar geest. We zijn samen met de taxi gekomen, anders zou ze niet over straat durven. Ik realiseer me dat ze in een non-stop coronatijd leeft: Ze kan haar familie nooit zelfstandig bezoeken, alleen als ze naar haar toekomen op de kliniek.

‘Dus jouw moeder woont hier in de buurt,’ vraag ik haar als we buiten op de taxi staan te wachten. Haar ogen gaan onrustig de straat over.

‘Ja, ze woont hier een paar straten verderop in een verpleegtehuis De Horizon. Maar ze is slecht ter been, weet je, ze heeft allerlei ziektes waardoor ze niet meer goed naar buiten kan.’

‘Hoe lang heb je haar dan al niet gezien?’

‘Ruim drie jaar.’

De stilte die daarna blijft hangen zegt veel. Ik denk aan de coronaperiode waarin ik mijn eigen moeder niet meer kon zien, hoe verdrietig dat was. Heel Nederland was afgesneden van hun dierbaren. Kinderen en kleinkinderen waren een potentieel gevaar voor de ouderen. Scholen waren dicht, de boekenclubs gingen niet meer door, tekencursus of Franse les ook niet en musea waren gesloten. Geen kroeg of restaurant was open. Het gemis, het verdriet en de eenzaamheid van die periode was voor iedereen voelbaar. Bijna niet uit te houden als je alleen zat, thuis zonder lichamelijk contact. Hoe essentieel bleek het in die tijd om elkaar in levende lijve te kunnen zien. Ik kijk naar Vanessa, die de straat in de gaten blijft houden.

De taxi komt en we stappen in.

Ik heb plots een idee en zeg tegen de chauffeur: ‘Wilt u ons, voordat we naar kliniek Sporenburg gaan, even langs verpleegtehuis De Horizon gaan? We moeten daar even iets ophalen.’

Vanessa kijkt me aan en stamelt; ‘Hèh? Nee joh! Hèh? Dat hoeft niet hoor.’

‘We gaan je moeder even gedag zeggen, Vanessa.’

Alle coronamaatregelen ten spijt: Toen moeder en dochter elkaar zagen hielden ze elkaar voor langere tijd stevig vast. In die knuffel lag hun hele geschiedenis besloten, bevestigd en weer geactiveerd.

Nog dagen na dit weerzien zie ik haar nog steeds stralen. Ze geeft mij een boks en glimlacht: ‘Ophalen, hèh?!’

 

In verband met privacy zijn de namen en sommige situaties in deze blog gefingeerd.