Blog #23: Chrysler 300C

 

Cliënten* die in Herstelkliniek Sporenburg verblijven hebben een lange weg achter de rug van intens lijden. Sommige hebben geen contact met hun naasten meer en geen vrienden.
Een van de speerpunten uit het visie document van Mentrum is: ‘Het herstellen van het medemens zijn in menselijke relaties’ en dat begint bij de dagelijkse begeleiding in de kliniek.

Zo gaat het dan, een slecht nieuws gesprek in het ziekenhuis: drie mensen in een helder verlichte kamer zitten op oranje plastic stoelen aan een witte tafel. De chirurg van het OLVG heeft een witte jas aan met een borstzakje waarin een pen zit. Het trekt mijn aandacht en ik bestudeer de vorm alsof ik daarmee het woord nog even niet hoef te horen. Buiten dendert de tram voort, mensen volgen hun weg, een groep spreeuwen krijsen en vliegen op. Mevrouw Kroon zit naast me, ze is al op leeftijd en wiebelt onrustig heen en weer. Het woord blijft in de ruimte hangen alsof ze eerst geproefd en gekeurd moet worden voordat ze kan worden doorgeslikt.

‘U heeft Longkanker.’ Herhaalt de arts.

Ik zeg niks. De pen in het borstzakje is wijnrood constateer ik.

‘Ojee,’ hoor ik naast me.

‘We weten nog niet wat dit alles betekent,’ zeg ik haar om de klap te verzachten, ‘vroeger was het gelijk een doodsvonnis, maar tegenwoordig is dat allang niet meer zo.’

De jonge arts knikt, maar hij heeft dit vaker gedaan en houdt wijselijk zijn mond.

Totaal beduusd stappen we op. Onhandig klop ik haar even op de schouder: ‘Komt goed,’ zeg ik minder overtuigd dan ik het werkelijk voel.

Taxi ‘Henk’ haalt ons op, dit keer met een Chrysler 300C. Het lijkt meer op een fregatschip dan een auto, robuust en tegen al het geweld van buitenaf bestand. We zitten in stilte en we deinen al golvend terug naar kliniek Sporenburg. Het schip voelt stevig, maar naast me voel ik dat mevrouw Kroon onderuitgaat. Er is geen bodem meer, alleen een oneindig vallen.

Bewust pak ik haar hand, bewust omdat het niet vanzelfsprekend is om cliënten aan te raken. Ze houdt mij stevig vast zodat ze niet overboord valt.

Vier weken later sta ik aan haar bed in het ziekenhuis. Ze konden de tumor weghalen.

‘De operatie is goed gegaan,’ zei de arts, ‘en er zijn geen uitzaaiingen.’ Ze ziet grauw, is opgelucht, maar ze heeft pijn en is erg moe. Ik wilde eventjes kort langsgaan, maar op de zaal om mij heen zie ik ander patiënten met hun volwassen kinderen en kleinkinderen. Opgeluchte gezichten, blijdschap en ballonnen met beterschap erop. Ik kijk naar haar. Ik realiseer me dat er niemand voor haar gaat komen. Ik pak een stoel en ga zitten. Ze is onrustig en haar bleke gezicht vertrekt van de pijn. Ik twijfel, maar ik besluit dat het goed is en ik leg mijn hand op de hare.

‘Die is warm!’ Ze kijkt me aan, glimlacht en ik zie dat ze zich langzaam durft over te geven aan ontspanning. Ze valt in slaap. Het gehele bezoekuur blijf ik zo zitten.

Terug in de kliniek hoor ik van mijn collega’s dat ze ook bij mevrouw op bezoek gaan, van de verpleging, van Roads en zelfs onze vrijwilliger Iris wil graag langsgaan. Wat fijn dat we met zo’n fantastisch team staan!

Inmiddels is mevrouw Kroon meer dan alleen van kanker hersteld.

*In herstel kliniek Mentrum Sporenburg zitten mensen met een ernstige psychiatrische aandoening. Vele hebben een psychose doorgemaakt, horen stemmen in hun hoofd alsof er echt iemand aan het praten is tegen ze of ze hebben wanen, bijvoorbeeld dat ze gezocht worden door de geheime dienst. Sommige hebben op straat rondgezworven, hebben zich verwaarloosd en kenden grote angsten.