Blog #4: ‘Meneer Harakiwi in crisis’

Weer een dag als casemanager in de wijk. Ik trek mijn ‘werkkleding’ aan; een lange broek en dichte schoenen. Mijn zomerjurk en slippers laat ik onaangeroerd, ondanks het broeierige weer. Druppels zweet glijden over mijn lichaam terwijl ik naar Zuidoost fiets, mijn spijkerbroek plakt, voeten voelen verhit, maar gelukkig houdt een lichte lentebries mij koel. De berm is overdadig met grashalmen en boterbloempjes, de wereld lacht. Hier buiten wel.

Voor de deur in het hofje waar meneer Harakiwi woont wacht ik op Maria van de thuiszorg. De straat is leeg, afval ligt naast de afvalbakken, ik zie steen en graffiti. Meneer Harakiwi is een oude baas die slecht ter been is. Hij reageert meestal niet op de deurbel, of anders met geschreeuw, vandaar dat ik wekelijks met de thuiszorg afspreek om bij hem langs te gaan. Zij hebben de toegang tot de sleutel die in een kluisje zit bij de voordeur. Maria met rood geverfd haar en dik opgemaakte ogen komt eraan. Altijd blij en optimistisch begroet ze me. Na het fietsritueel gaan we naar binnen.

‘Hallo! Meneer Harakiwi! Bent u daar?’ We gaan behoedzaam naar binnen.
Ik bereid me op alles voor; een lijk op de vloer, plotselinge agressie of een leeg huis, uiteindelijk weet je nooit echt zeker wat je aantreft als je bij een cliënt naar binnen gaat. Ik let op mijn ademhaling, ik ben alert.
Het huis voelt als een warme oude deken, die ik het liefst gelijk van mij af wil gooien. Als eerste zien we een grote-mensen-luier op de gang liggen. Een sterke urinelucht boort mijn neus binnen. Op de deur naar de huiskamer zie ik bruine vegen.

‘Hallo! Bent u daar?’
Het zijn poepvegen. Een zure lucht vermengt zich met de geur die reeds in mijn neus vastbijt. Ik pak een pluk van mijn lange haar en houdt het beschermend voor mijn neus, amandelolie-shampoo.

‘Moe darl hawa,’ brabbelt de man in een wit hemd op de bank. Kwijl druipt uit zijn mond, zijn bril is beslagen en hangt scheef op zijn haviksneus. Hij heeft een grijze baard, een wit hemd en een geblokte pyjamabroek aan, die niet meer zo geblokt eruit ziet doordat het wit veranderd is in bruine vegen. De stof van de bank waarop hij zit vertoont om hem heen een verkleuring van vocht.

‘Meneer Harakiwi! Alles goed?’
Ik zie een lege fles whisky op de grond liggen en op de salontafel liggen nog meer lege flesjes van Duvel en Wodka. In een fles whisky op de tafel zit nog een bodempje. Hij is incontinent van ‘def’, heet dit in jargon, defecatie, anders gezegd: hij zit in zijn eigen vloeibare schijt. Ik pak mijn telefoon.

Hij wijst met trillende hand naar de whiskyfles op de tafel. ‘Moet drank hebben,’ komt eruit.
‘Hoeveel heeft u gedronken, weet u dat nog?’
Ondertussen heb ik de arts van ons team aan de lijn. Overleg crisissituatie. De cliënt moet vandaag worden opgenomen. Met spoed bel ik de Vlaardingenlaankliniek voor een bed. Hij krijgt de fles op de tafel te pakken en zet hem aan zijn mond. Ik bedenk me dat het niet eens zo’n slecht idee is dat hij nog wat alcohol nuttigt, omdat hij kans heeft op een delier* als hij plots stopt met het drinken. Een deel loopt langs zijn mond, maar hij krijgt ook een paar slokken naar binnen. Hij zit te trillen en plots valt hij opzij, de fles valt op de grond. Maria en ik schieten erop af. Hij kan ons nog aankijken, maar hij is stomdronken. Ik heb de Vlaar aan de lijn. Onder het regelen en uitleggen van de situatie voel ik het bij mezelf opkomen; shit, ik moet naar de plee…

Wordt vervolgd.

* Een delirium, ook wel delier genoemd, is een psychiatrische aandoening die gekenmerkt wordt door gestoorde cognitieve en waarnemingsfuncties, een verlaagd bewustzijn en een gestoorde aandacht. Delier kan o.a. ontstaan door alcoholonthouding.

In verband met privacy zijn de namen en sommige situaties in deze blog gefingeerd.