Blog #24: Wie ben ‘ik’?

Cliënten* die in Herstelkliniek Sporenburg verblijven hebben een lange weg achter de rug van intens lijden. Sommige hebben geen contact met hun naasten meer en geen vrienden.
Een van de speerpunten uit het visiedocument van Mentrum is: ‘Het herstellen van het medemens zijn in menselijke relaties’ en dat begint bij de dagelijkse begeleiding in de kliniek.

Jeroen verblijft op Kliniek Sporenburg waar mensen met een ernstige psychiatrische aandoening verblijven. Hij heeft een afspraak met de psychiater. In dat gesprek geeft hij een antwoord dat de psychiater niet onberoerd laat.

‘U heeft minder last van uw stemmen, vertelt u, hoe komt dat denkt u?’ Psychiater Alexander de Leeuw zit bij het raam achter zijn bureau en maakt aantekeningen op een dik en gekreukeld kladblok. Hij draagt een groene pantalon met daarop een streepjes blouse, de knoopjes zijn tot aan de nek toe dichtgeknoopt. Er staan diverse cactussen op de vensterbank en een schilderij van Frida Khalo met kobaltblauwe en gele kleuren hangt aan de muur. Buiten is de hemel een blanco canvas dat ruimte biedt voor persoonlijke invulling en dat doen we ook onafgebroken zonder dat we het zelf door hebben.

Jeroen, een cliënt van kliniek Sporenburg die de diagnose schizofrenie heeft, zit voorovergebogen en leunt met zijn ellebogen op zijn benen, zijn handen gevouwen alsof hij bidt. Zijn haren staan in plukken alle kanten op, hij heeft een joggingbroek aan en op zijn grijze poloshirt zitten kwijl vlekken.

‘Eh…’, begint Jeroen. Alexander kijkt op en wacht. Jeroen draait met zijn ogen van de vloer, naar Frida, naar de psychiater en zegt: ‘Niet hechten en niet vechten.’

Het is even stil. Het is een stilte die vol is van antwoorden op alles, maar die niet in woorden uitgedrukt kan worden. ‘Niet hechten en niet vechten,’ herhaalt Alexander alsof hij de woorden proeft en verbaasd is over de smaak ervan. ‘Wauw, ja: dat is een mooie.’ De pen laat hij rusten.  Het blanco canvas vult zich met herinneringen van andere cliënten, de vermoeiende strijd tegen de vervelende stemmen, de wanhoop ervan. Het zoeken van de juiste medicatie. Het lukken ervan, maar ook vaak niet. Herinneringen van zijn beste vriend die de strijd leverde tegen zijn eigen gedachten, ook een innerlijke stem die we ‘van onszelf’ noemen. Hij kijkt naar Jeroen, deze man leverde geen strijd, maar liet het gewoon los, hoe was dit mogelijk?

‘Hoe bent u daarop gekomen?’, vraagt hij aan Jeroen. Jeroen kijkt op zijn beurt naar de psychiater en verplaatst langzaam zijn blik naar de vloer alsof hij het antwoord zoekt in zijn innerlijke wereld. Daarna tilt daarna zijn hoofd weer op.

‘Het was vorig jaar denk ik, op een warme zomerdag. Ik wilde een broodje gezond maken. Ik waste de sla, ik sneed de tomaatjes en wat paprika klein en deed dit bovenop een plak kaas. Mijn pistoletje gezond was klaar. Ik zette een stoel op het balkon en ik ging buiten in de zon zitten om er uitgebreid van te genieten. Bij de eerste hap die ik nam hoorde ik een stem in mijn hoofd die zei: ‘Ik wil dood’.

Jeroen stopte even en wende zijn blik af naar de vloer. ‘Ik schrok er eerst van, maar ik vond het ook eigenlijk zo raar, ik maakte een broodje gezond om ervan te genieten en even later hoor ik in mijn hoofd dat ‘ik’ dood wil. Wie ben ‘ik’ dan eigenlijk? Ben ‘ik’ diegene die de sla waste, de tomaatjes sneed en de stoel buiten zetten om van mijn broodje te gaan genieten?’

Hij vervolgde: ‘Of ben ‘ik’ de stem die zegt dat ‘ik’ dood wil? Dat is toch raar om achter elkaar te ervaren?!’ Hij kijkt de psychiater recht aan en zegt: ‘Ik geloof die stem niet meer. Eerst geloofde ik hem wel en werd daar heel bang van, maar nu zie ik ze als woorden die langskomen en ik laat ze gaan.’

Psychiater Alexander legt zijn pen neer en zakt achterover in zijn stoel. De woorden ‘Niet hechten, niet vechten’ vervagen in een onmetelijke stilte. Kon hij dat maar in pil-vorm gieten, dan hadden alle cliënten veel minder lijdensdruk dan nu.

Geïnspireerd op een waargebeurd verhaal. Personen in het verhaal zijn verzonnen.